29-07-2003

Lorraine

Vaak wordt Lotharingen in éen adem genoemd met de Elzas omdat het lot van deze gebieden in de geschiedenis met elkaar verbonden was. Het meest in de herinnering ligt de annexatie van de Elzas en een groot deel van Lotharingen door het Duitse rijk na de Frans-Duitse oorlog van 1870. En de twee wereldoorlogen in de twintigste eeuw hebben daar nog eens een flinke schep bovenop gedaan. In veel andere opzichten zijn deze regio's echter zeer verschillend.

Het huidige Lotharingen is het restant van het zogeheten Middenrijk dat ontstond na de verdeling van het rijk van Karel de Grote. Het strekte zich uit van de Noordzee tot in Italië, en was vernoemd naar Lotharius I. Het hertogdom Lotharingen werd in de loop der eeuwen heen en weer geslingerd tussen verschillende belangen en koninkrijken. Nancy was de zetel van de hertogen van Lotharingen en de stad waar de illustere koning Stanislas Lesczinski zijn sporen heeft nagelaten.

Lotharingen is rijk aan symbolen waarvan het meest bekende wellicht het Lotharingse kruis is, met een dubbele dwarsbalk. Ook historische figuren als Jeanne d'Arc hebben door de tijd heen een symboolfunctie gekregen. Tegenwoordig worden deze symbolen echter vaak gebruikt ter ondersteuning van conservatieve denkbeelden en patriotisme.

Tegenwoordig bestaat de regio uit de departementen Moselle, Meurthe-et-Moselle, Vosges en Meuse. De Regionale Raad (Conseil régional) zetelt in Metz, de hoofdstad van het departement Moselle, die immer wedijvert met Nancy, de historische hoofdstad. Samen vormen deze steden een belangrijke groeipool.

Historische beelden

De website « Images de Lorraine » geeft middels foto's en video's een beeld van het verleden van Lotharingen: politiek, economie, folklore, en patrimonium. Klik op « naviguer » om gericht te zoeken.

28-07-2003

Meuse

Het departement Meuse - nummer 55 in de lijst van bijna honderd - werd gecreëerd ten tijde van de Franse revolutie toen de gehele staatsinrichting op moderne leest werd geschoeid. Het is genoemd naar de rivier Meuse - de Maas - die het departement van Zuid naar Noord doorstroomt en waarvan de bron ligt op het plateau van Langres.

De hoofdplaats is Bar-le-Duc, een provinciestad met een belangrijke streekfunctie. De stad heeft een klein, gezellig centrum en is vooral interessant vanwege de middeleeuwse bovenstad met kleine straatjes en mooie gevels. In de kerk Saint-Étienne is een van de beroemdste werken van Ligier Richier te zien - le Transi - dat een goed voorbeeld is van de visie van kunstenaars ten tijde van de Renaissance. Klik hier voor een filmpje van de beneden- en de bovenstad.

Naast andere steden zoals Saint-Mihiel - met een prachtige benedictijner bibliotheek - en Commercy, is de meest bekende stad natuurlijk Verdun. Deze stad die zijn naam dankt aan de ligging op een heuvel langs de rivier, heeft een vaak dramatische rol gespeeld in de wereldgeschiedenis. Hier vond de verdeling van het rijk van Karel de Grote plaats in 843, en de veldslagen van de Eerste Wereldoorlog waren uitermate desastreus. Vele dorpen werden geëvacueerd, andere werden verwoest en sommige nooit meer herbouwd. In Verdun en omgeving is er nog veel dat verwijst naar het verleden, zoals het heroïsche monument met de tekst « à la France immortelle / à la glorieuse ville de Verdun / la Hollande amie ». Het is niet zonder reden dat het Centre mondial de la paix hier haar zetel gekozen heeft om te werken aan de toekomst. Want ook na meer dan negentig jaar blijft de herinnering...

De Meuse is een ruraal en groen departement - een van de meest bosrijke van Frankrijk - en bovendien relatief dunbevolkt. Het land oogt kalm en vredig en veel dorpen lijken ingeslapen en niet meer van deze tijd. Niettemin wordt er hard gewerkt in dit departement dat niet veel natuurlijke hulpbronnen of andere troeven in handen heeft: in de landbouw natuurlijk, maar ook in de nijverheid en de dienstensector, vooral in en rond de steden. De overheid, de private sector en de bevolking moeten alle zeilen bijzetten om de economie en de kwaliteit van het bestaan op peil te houden. Het platteland verandert en gaat met zijn tijd mee, maar behoudt toch een eigen identiteit. De Meuse heeft karakter!

27-07-2003

Wat een mazzel!

Vanwege Quatorze Juillet was er een grote rommelmarkt op de Place de la République rond de muziekkiosk in Stenay. Je weet nooit wat je er vinden zal maar je moet je ogen goed de kost geven. En de eerste klap was meteen raak: een mooie oude pot in grès. Vervolgens was er een handelaar in oude ansichtkaarten die iets van Saint-Laurent had: niet overdonderend. Toen bleek er nóg een kraam te zijn. Met stomheid geslagen bekeken we de eerste kaart: ons kleine huisje dat niet eens lonkt naar het predikaat « monument historique » op een prentbriefkaart uit begin 1900! Ditmaal werd er niet getreuzeld, maar meteen gekocht. Een kostbaar kleinood...

26-07-2003

Omgeving

De grote massa's toeristen trekken aan Lotharingen voorbij, gelukkig maar! Niettemin is er veel te zien dat de moeite meer dan waard is. Pittoreske dorpen en landschappen, kerken en kastelen en talloze andere kleine monumenten die getuigen van een rijk en vaak tumultueus verleden. Een selectie:

Versterkte kerken

Een bijzonder architectonisch en historische fenomeen zijn de versterkte kerken. In een gebied dat in het verleden vele malen werd geteisterd door oorlogen, plunderingen en andere uitingen van vandalisme, boden de kerkgebouwen een schuilplaats voor de lokale bevolking en hun vee. De kerken werden voorzien van ruimten - vaak onder een verhoogd dak - en van verdedigingswerken - bijvoorbeeld in de vorm van mezekauwen. In de versterkte kerk van Saint-Pierrevillers is een permanente expositie ingericht naar aanleiding van een complete inventarisering van dit soort kerken.

Wandelen en fietsen

De omgeving verkennen kan op velerlei manieren, maar te voet kan je het beste het landschap, de natuur en de bezienswaardigheden ervaren. Er zijn uitgezette wandelroutes vanuit Grand-Failly, in de omgeving van Damvillers, rondom Montmédy en in het Parc naturel régional de Lorraine. In de nabije omgeving zijn er lusvormige wandelingen in het Pays de Spincourt.

Boeren wandelen niet, dat is een luxe voor stedelingen. Daarom is er rond Saint-Laurent niet een goed net van wandelpaden en zijn begaanbare wegen en paden à priori bedoeld voor auto's, tractoren en landbouwmachines om wei- en akkerland en de bossen te kunnen bereiken. Niettemin biedt de « Chemin des moines » ons vanuit het dorp door het dal van de Othain een prachtige rondwandeling van enkele uren. En ook een « rondje Grand-Failly » is beslist de moeite waard.

Maar met een goede kaart is het prima te doen, ook al moet je soms door een stuk land banjeren omdat het pad ook is omgeploegd... En natuurlijk is fietsen ook een optie voor wie de kuiten wil ontwikkelen, door de Meuse of in het Parc naturel régional de Lorraine.

25-07-2003

Natuur

Het symbool van Lotharingen is de distel, de « chardon lorrain ». Deze is ondermeer terug te vinden in het logo van het regionale natuurpark, in de decoratieve kunst, maar bijvoorbeeld ook op oude inmaakbokalen en zelfs een postzegel. En natuurlijk groeien er volop verschillende soorten langs de wegen in de bermen.

In het voorjaar is de natuur op zijn mooist in de Meuse. Niet zo verwonderlijk want na de kale winter begint alles weer uit te lopen en is er overal bloesem. De opvallendste eerste bloeiers zijn de wilde kornoelje (cornus mas) met zijn tere gele bloempjes, in de bermen de sleutelbloem - die lokaal « coucou » wordt genoemd - en de witte bosanemoon. En niet te vergeten de witte bloesem van de sleedoorn en de krentenboompjes.

Saint-Laurent is omgeven door akkers, weiden en bossen. De keuterboeren van weleer zijn verdwenen en de moderne land- en bosbouw maakt gebruik van hedendaagse middelen en technieken. Toch is er langs de weg naar Marville nog een lapje verarmde kalkgrond dat voor boeren niet interessant is. Maar des te meer voor botanici die er orchideeën en een keur aan andere bijzondere planten kunnen ontwaren.

De kalkgraslanden zijn een interessant fenomeen waar vele zeldzame planten en insecten te vinden zijn. Deze natuurterreinen liggen verspreid over de regio en worden zorgvuldig beheerd. In Villécloye bij Montmédy ligt op een zonnige helling een kalkgrasland dat beheerd wordt door het Conservatoire des sites lorrains. Het loont zeer de moeite om hier in mei of juni naartoe te gaan voor de vele bijzondere planten en de mooie vergezichten. Daarna zijn de orchideeën uitgebloeid en worden de schapen losgelaten om te « maaien ». Ook in Charency-Vezin en Torgny (B) zijn er kleine natuurreservaten die erg interessant zijn. De bossen en natte gebieden in het kanton Spincourt vallen onder de speciale bescherming van het Europese project Natura 2000.

Floraine, de vereniging van Lotharingse botanici, heeft in 2002 een project opgestart dat de regionale flora in kaart brengt, met het doel deze te inventariseren en waar nodig te beschermen. In 2013 heeft dit geresulteerd in de publicatie van een kloeke atlas waarin 1800 plantensoorten beschreven staan.

Behalve de alom bekende zangvogels zijn er een aantal opvallende verschijningen. De streek rond Saint-Laurent is geliefd bij de ooievaar om te paren en te nestelen en de kraanvogel om te overwinteren, respectievelijk in Damvillers en Billy-les-Mangiennes waar voorzieningen zijn ingericht waar zij ongestoord hun gang kunnen gaan. De kerkuil oftewel « chouette » huist graag in kerktorens en schuren in de dorpen. Met zijn gekrijs en andere vreemde geluiden maakt hij menigeen 's avonds aan het schrikken. De rode wouw is een van de vele soorten roofvogels die over het land scheren op zoek naar prooi. De wielewaal tenslotte verbaast met zijn knalgeel verenkleed maar of hij ook « dudeljo » zingt in het Frans is niet duidelijk...

De Meuse is zeer bosrijk en daarom aantrekkelijk voor wild zoals reeën, wilde zwijnen en vele andere dieren. Helaas zijn de Fransen geboren jagers en van oktober t/m februari wordt er flink geknald. Ook wandelaars moeten dan op hun hoede zijn! Een vredelievender tijdverdrijf is het zoeken van paddestoelen. Bekende soorten zijn de weidechampignon, de cantharel, de boleet en de « trompette de mort ». Apothekers kunnen uitsluitsel geven of de oogst al dan niet giftig is. Opgelet dus!

Meer informatie

24-07-2003

Kunst

Lotharingen heeft door de eeuwen heen een aantal opvallende kunstenaars en stromingen voortgebracht die ook buiten de grenzen van de regio grote faam hebben verworven. Namen als de 16de eeuwse beeldhouwer Ligier Richier, de 17de eeuwse schilder Georges de la Tour, en de École de Nancy. Maar ook in de moderne kunst speelt Lotharingen een rol. Een impressie...

Jules Bastien-Lepage 1848-1884

Jules Bastien-Lepage was afkomstig uit Damvillers, niet ver van Saint-Laurent. Als kind was hij al in de weer met potlood en papier en het werd snel duidelijk dat hij veel talent had. Een opleiding tot kunstschilder lag echter niet in de lijn der verwachtingen en hij kreeg een baan bij de post. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en uiteindelijk ging hij toch studeren aan de École des Beaux-Arts in Parijs en later zelfs in Londen.

Bastien-Lepage ontwikkelde een eigen visie en naturalistische stijl die zich situeert tussen laat-romantisch en impressionistisch. Met name zijn kijk op de natuur en het platteland, ontdaan van iedere vorm van schone schijn en romantiek, was vernieuwend. Naast een reeks treffende society portretten heeft hij schitterende impressies van het plattelandssleven en dorpsfiguren nagelaten.

Zijn werk had redelijk succes en hij ontving zelfs belangrijke prijzen en onderscheidingen zoals het Légion d'honneur. Het is ondermeer te bewonderen in het Musée Bastien-Lepage in de citadel van Montmédy. Vijf jaar na zijn vroege dood werd zijn beeld onthuld in Damvillers, gemaakt door Auguste Rodin. Erachter werd een klein mausoleum gebouwd voor hem en zijn familie.

In 2007 werd van 6 maart tot 13 mei een retrospectieve expositie van zijn werk gehouden in het Musée d'Orsay in Parijs. En van 14 juni tot 3 september was deze expositie te zien in het Centre mondial de la paix in Verdun. Weliswaar kleiner van opzet dan in Parijs, heeft deze editie meer dan 15.000 bezoekers getrokken.

Een interessante uitleg van zijn schilderij Jeanne d'Arc door de fotograaf Robert Polidori is te zien in dit filmpje.

École de Nancy

Nancy, ook wel « Petit Paris » genoemd, is de hoofdstad van de Art nouveau, de decoratieve kunstvorm die bloeide in de jaren rond 1900, de Belle Époque. Glaswerk, meubilair, gebouwen : de toon werd gezet door kunstenaars als Daum, Gallé en Majorelle. Deze kunststroming stond niet op zichzelf maar had een sterke verwantschap met de Jugendstil in Duitsland en Oostenrijk, de Glasgow School of Art (Mackintosh) in Schotland, en met het werk van Gaudí in Barcelona. De belangrijkste musea in Nancy zijn het Musée de l'École de Nancy, het Musée des beaux arts, en het Musée lorrain.

Moderne kunst

De hedendaagse kunst wordt gekenmerkt door veelzijdigheid, confrontatie en engagement. Een interessante uiting hiervan is « land art », beeldende vormgeving die een relatie aangaat met natuur en landschap en in de open lucht het best tot zijn recht komt. Het project « Le vent des fôrets » is hier een prachtig voorbeeld van : thematiek en materiaal van de werken sluit aan bij de omgeving, en zij zijn geplaatst langs wandelroutes die vertrekken vanuit een zestal dorpen die ook bij het project betrokken zijn. De exposities in het park van het château van Cons-la-Grandville gaan door onder het thema « Le bestiaire fabuleux ». Fabeldieren, fantasie- en boerderijdieren, geplaatst in de omgeving van wat eens een kasteelpark was...

Eigen werk

Het landschap en de dorpjes zijn heel inspirerend om te tekenen en schilderen. Golvende graanvelden, heuvels in de verte, bijzondere oude gebouwen of kleine monumenten, bloemen, stenen, de kleuren van de aarde. In wezen is er weinig veranderd sinds de tijd dat Jules Bastien-Lepage in en rond Damvillers zijn onderwerpen vond.

Vooral kerktorens - zoals die van de basiliek in Avioth - zijn markante elementen in het landschap en functioneren vaak als een baken als je je verloren waant tijdens het wandelen. De kerkgebouwen - doorgaans niet toegankelijk - maken indruk door hun ontroerende eenvoud, overweldigende grootsheid, of het weemoedige kerkhof dat hen omringt.

En ook de mensen laten soms een onuitwisbare indruk na. Getuige hiervan is een portret van onze buurvrouw in Dombras - Madame Laurant - dat aan de hand van een foto ruim 20 jaar na dato werd geschilderd.

Alles wat de Meuse zo boeiend maakt is het waard om geschilderd worden, zonder enige andere pretentie dan het weergeven van een persoonlijke impressie...

Voor meer werk zie mijn pagina bij Expressiegroep de Ruif.

23-07-2003

Dombras

Ons « Franse avontuur » begon ooit in 1983 tijdens een vacantie in Orval. Zoals zovelen hadden we vaak gefantaseerd over een eigen stek in Frankrijk. Een advertentie in een Belgisch huis-aan-huis krantje gaf ons het laatste zetje. Na verscheidene huizen in de Frans-Belgische grensstreek bezocht te hebben kwamen we terecht in Dombras, een stil en afgelegen boerendorp waar we nimmer van hadden gehoord. Hier vonden we een huis voor 1 miljoen oude franken,  « minder dan de prijs van een caravan » volgens de makelaar. Dat was natuurlijk ook zo want we hadden geen cent en het huis stelde eigenlijk niets voor. Maar er was wel een keuken, een slaapkamer, een tuin, water, electra, vrijheid en een geweldig weids uitzicht...

En natuurlijk ook een grote stal, een enorm dak dat lekte bij iedere regenbui, spinnewebben bij de vleet, een puinhoop van een ruïne, een indrukwekkende berg troep en vuil, een zolder vol hooi, een kelder met een gigantische voorraad lege flessen, geen sanitair en verwarming, kortom « un vrai bordel ». Bovendien hadden we geen enkel benul hoe we dit moesten aanpakken!

We noemden het « Le Tournesol » omdat er op alle uren van de dag zon was. We raakten snel verknocht aan dit huis met al z'n ongemakken en uitdagingen dat door de jaren heen werd opgeknapt en gedeeltelijk herbouwd, en vanzelfsprekend ook aan het dorp en de omgeving. De houtgeur van de fornuizen bij aankomst, de buren en de andere dorpsbewoners met hun verhalen, figuren als Godfroi met zijn ezel, de « vrouw die op een man lijkt » en ook « La France » die de krant rondbracht, het jaarlijks bal, de kerk en de kroeg. En niet te vergeten de alom geliefde Raymond Urbain, de vorige bewoner van ons huis die we helaas niet hebben gekend. Een heel rijke en onvergetelijke ervaring met ontelbare herinneringen!

Over het dorp

Dombras is een klein dorp van nog geen 150 zielen met twee straten en een paar steegjes. Het ligt aan de Loison die in de natte seizoenen flink buiten haar oevers kan treden. Het dorp is typisch Lotharings en er zijn nog verschillende mooie oude gevels, een kerk met een bijzondere toren, en een geclasseerd « calvaire » in het gehucht Dimbley. In het dialect wordt het dorp « Dombret » genoemd, en de inwoners dragen de naam « Laws » (Loups - Wolven).

Er bestaan geen mooiere uitzichten dan die over de Plaine de la Woëvre. Komend vanuit het bos van Grand-Failly of vanuit Delut over la Rappe, is het zicht op Dombras gewoonweg schitterend.

Een anecdote

Een voorbeeld van de betrokkenheid van de buurtbewoners was de steeds terugkerende vraag of we het wel warm hadden in huis. Aangezien we geen open vuur durfden te maken in de keuken hadden we onze toevlucht gezocht tot een butagaskachel en een electrisch kacheltje. Dit kon echter niemand overtuigen. De vroegere bewoner - Raymond Urbain - had het altijd warm in zijn keuken want hij stookte een zogeheten « cuisinière Maillard ». Dit is een combinatie van een open haard en een fornuis en na de dood van Raymond was dit collectors item al snel verdwenen. Op de foto een cuisinière Maillard zoals het te bewonderen is in een van de huisjes van « Les vieux métiers » in Azannes.

Inmiddels hadden we het fenomeen houtfornuis ontdekt en via de fameuze Marie-Louise - wier buurman een dienstkameraad had die oude fornuizen oplapte - konden we er een op de kop tikken. Bij aflevering stond de hele buurt op de stoep en blijkbaar was iedereen gerust gesteld. We zouden het nooit meer koud kunnen hebben...

En later...

Helaas bleef Dombras niet meer wat het was zoals in de « bon vieux temps » van de jaren 1980. Omstandigheden zijn aan verandering onderhevig en in 1999 werd het huis verkocht, weliswaar met pijn in het hart. Tot we vier jaar later weer opdoken in het naburige Saint-Laurent-sur-Othain.

In vroeger tijd

Een duidelijke datering van « Le Tournesol » is niet te geven. Het huis is wel aangegeven op een kadastrale kaart uit 1847 die duidelijk toont hoe complex de verschillende percelen in elkaar staken. Een voorbode misschien van de problemen die wij later ondervonden...

In het begin van de twintigste eeuw was Dombras nog een eenvoudig boerendorp zonder licht of stromend water waar het hard bikkelen was om de eindjes aan elkaar te knopen. Deze ansichtkaart van de rue Napoléon geeft een goede indruk van het dorpsleven in die tijd.

22-07-2003

Het dorp nu

Saint-Laurent is gelegen in het noorden van het departement Meuse, niet ver van de grens met België. Voor Franse begrippen is het een dorp van redelijke omvang met 515 inwoners (januari 2009). In 1990 waren dat er nog slechts 377, terwijl er in 1820 zelfs 780 inwoners waren (voor meer demografische gegevens zie INSEE). Het is een zelfstandige gemeente die deel uitmaakt van het canton Spincourt. Wat voorzieningen betreft zijn er een school met twee klassen (52 leerlingen in 2005-2006), een postagentschap en een bakkerij. Door het jaar heen worden er voor en door de bewoners allerlei activiteiten georganiseerd zoals het vuurwerk op Quatorze Juillet, carnaval, Sinterklaas - de patroonheilige van Lotharingen - een rommelmarkt, en allerlei uitstapjes. Ook is er een voetbalveld, een tennisbaan en wat speeltoestellen voor de kleintjes. In het dialect wordt het dorp « Si Laura » genoemd, en de inwoners dragen de naam « Grous das » (Grosses dents - Grote tanden).

De gemeente beslaat een totale oppervlakte van 1600 hectare, waarvan ruim een kwart bos. De meeste Lotharingse dorpen worden gekenmerkt door een geconcentreerde bebouwing waarbij de huizen en boerderijen tegen elkaar zijn gebouwd langs de weg, een zogeheten « village rue ». Ook in Saint-Laurent is dit het geval maar het is niettemin een vrij uitgestrekt dorp. Het is hoog gelegen boven het dal van de Othain op 232 m. en omgeven door akkers, weilanden en bos. De onderstaande ansichtkaart geeft een goede indruk van de ligging van het dorp.

Sinds de negentiende eeuw heeft het Franse platteland te kampen met een sterke ontvolking, de « exode rural ». Van overheidswege wordt er dan ook veel gedaan om het platteland leefbaar te houden in economisch, sociaal en cultureel opzicht. Maar uiteindelijk staat of valt alles met werkgelegenheid en die is er in de regio maar bitter weinig, met name sinds de teloorgang van de Lotharingse staalindustrie in de jaren 1960. De « Écoscopie de la Meuse » geeft meer inzicht in de huidige stand van zaken op sociaal-economisch terrein. Saint-Laurent heeft nog altijd een sterk agrarisch karakter met verschillende actieve boerenbedrijven. Veel inwoners werken elders, zelfs over de landsgrenzen. Niettemin is er relatief veel jeugd en zijn er de laatste paar jaar een aantal nieuwe huizen gebouwd. En ook heeft het café « Le Rallye » in 2007 weer een nieuwe uitbaatster gevonden. Voorwaar een goed teken!

De belangrijkste bezigheid van met name gepensioneerden is de moestuin waar groenten en bloemen worden geteeld; samen met het weer is dit vaak het gesprek van de dag. Begrijpelijk, want men moet er wel van eten! Sommigen hebben ook nog wat kippen en konijnen. Ook deze verdwijnen bijna zonder uitzondering in de pan. Er zijn zelfs specifieke regionale rassen zoals de « poule meusienne » en de « papillon lorrain ». Hengelen is ook een geliefde bezigheid van veel plattelandsbewoners. Buiten het dorp bevinden zich « les Etangs de Mi-Puits » waar zelfs een voorziening voor gehandicapten is.

21-07-2003

Het dorp toen

De bewoning van Saint-Laurent en omgeving gaat terug tot in de Gallo-Romeinse tijd. Aan de overzijde van de rivier - op de côte du Châtelet - zijn resten van bewoning gevonden uit deze periode die zijn geclasseerd als historisch monument. Deze bestaan uit een castellum dat werd versterkt in de 3e eeuw, een crematieplaats uit de 1e eeuw, en een begraafplaats uit de Merovingische periode (tussen 450 en 751). Verder zijn er munten, bewerkte stenen en resten van beeldjes gevonden. De opgravingen vonden plaats in de jaren 1929-1930 en de verslaglegging hiervan - inclusief kaarten, tekeningen en foto's - bevindt zich in de bibliotheek van het Institut de France in Parijs. Een aantal objecten worden bewaard in het Musée de la Princerie in Verdun.

In het Bulletin de la Société Préhistorique Française (vol. 26 [1929], no. 10, pp. 481-492) wordt in de rubriek « Nouvelles diverses » verslag gedaan van deze opgravingen:

« L'Administration des Beaux-Arts fait actuellement procéder à Saint- Laurent-sur-Othain (Meuse) à d'importantes fouilles archéologiques.
C'est notre excellent Collègue G. Chenet, du Claon, qui en assure la direction scientifique; M. Marcel Delangle, architecte des Monuments historiques lui est adjoint pour la partie technique.
Au lieudit le Châtelet des substructions gallo-romaines d'un grand monument sont entièrement dégagées : de nombreux fragments de sculptures et de bas-reliefs ont été recueillis, certains de belle conservation sont de grand intérêt.
Un puits muré a été fouillé déjà jusqu'à 30 mètres ; il a livré divers objets et des débris de sculptures des plus intéressants.
M. G. Chenet a commencé aussi l'étude, sur le flanc du « Châtelet » d'une vaste nécropole mérovingienne. Les travaux se poursuivent avec activité. »


Een jaar later meldt Chenet in Comptes-rendus des séances de l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, 74e année, N. 1, 1930. pp. 27-28 dat het zou gaan om een verdedigingswerk uit de derde eeuw van een zeer bijzonder type: een meerzijdige omwalling waarin zich een grote put en de basis van een uitkijk- of verdedigingstoren bevond. Deze « burcht » zou deel hebben uitgemaakt van een linie om de verbindingsweg te verdedigen van de grote wegen tussen Reims en de Argonne naar het Rijngebied. Er zijn onder meer munten en het mondstuk van een bronzen militaire trompet gevonden. De burcht werd waarschijnlijk verwoest tijdens de grote invasie van de Germanen in de jaren 275-276.

Een kaart van het bisdom Verdun uit 1656 (Nicolas Sanson) maakt al gewag van Saint-Laurent. Voor 1790 behoorde het dorp bij Frans Luxemburg, de zogeheten « terre commune », en viel onder de proosdij van Marville en het diocees van Trier. Tot die tijd was de wereldlijke en kerkelijke heerschappij in de regio uitermate complex, maar vanaf 1790 hoort Saint-Laurent definitief bij Frankrijk, en was zelfs hoofdplaats van een canton tussen 1790 en 1800.


De kaarten van Cassini dateren uit de 18de eeuw en werden geroemd om hun kwaliteit. Om Saint-Laurent-sur-Othain te vinden klik op « rechercher un lieu », vervolgens halverwege in het pop up menu de plaatsnaam intikken, dan klikken op « rechercher » en in het vak eronder verschijnt in rood de plaatsnaam, op de plaatsnaam klikken en daarna op « carte ».

Het oude feodale kasteel is verdwenen, maar er zijn nog verscheidene huizen uit de 18e en 19e eeuw; het jaartal is boven de deur uitgehouwen. De kerk dateert uit 1808, maar het portaal en de toren uit 1790. Van de kapellen resteren nog Notre-Dame de Bon Secours (met een beeld van Saint-Donat die beschermt tegen onweer) op de weg naar Marville, en Notre-Dame de Luxembourg uit 1737 waarvan de gebrandschilderde ramen jammerlijk vernield zijn.

Beelden van toen

In vroeger tijden werden op het platteland vrijwel uitsluitend portretten en groepsfoto's gemaakt voor speciale gelegenheden, maar ook dorpstaferelen en ambachten waren een geliefd onderwerp. Om een indruk te krijgen van het dorpsleven zijn oude ansichtkaarten een goede informatiebron en daarom ook een gewild verzamelobject. Deze kaart dateert uit de periode 1900-1914.

De scheidslijn tussen toen en nu is niet altijd duidelijk te trekken, met name in een dorp waar ogenschijnlijk de tijd lang heeft stilgestaan. Niettemin zijn er veel veranderingen in het dorpsleven op allerlei vlak, maar het verleden heeft een aantal stille getuigen...

De kerk

Boven het ingangsportaal van de kerk staat een inscriptie die refereert aan de Franse Revolutie. De godsdienst werd afgeschaft, er vond een ware beeldenstorm plaats en de kerk werd een « Temple de la Raison ». De kerk van Saint-Laurent is de enige in Frankrijk waar dit nog duidelijk te zien is. De patroonheilige is vanzelfsprekend Sint Laurentius, die onder meer de bibliothecarissen onder zijn hoede heeft.

De arme Laurentius kwam droevig aan z'n eind, hij werd levend geroosterd op 10 augustus in het jaar 258. Rond deze datum wordt jaarlijks het dorpsfeest - fête patronale - gehouden. Bekende uitdrukkingen die verwijzen naar deze patroonheilige zijn:


  • Saint Laurent partage l'été par le milieu
  • Quand il pleut à la Saint Laurent, la pluie vient assez à temps
  • De la Saint Laurent à Notre Dame, la pluie n'afflige pas l'âme.

De kapel

De kapel Notre-Dame de Luxembourg dateert uit 1737 en is gewijd aan Onze Lieve Vrouwe, Troosteres der Bedroefden. Deze kapel, die buiten het dorp aan de weg naar Noers is gelegen, is al lang buiten gebruik en helaas ten prooi gevallen aan vandalen. Van de mooie gebrandschilderde ramen is niets meer over...

De molen

Vlak voor de brug over de Othain ligt een oude watermolen. Op de foto is te zien dat dit soms heel letterlijk te nemen valt, aangezien de rivier in regenrijke jaargetijden flink buiten zijn oevers kan treden. Er ontstaan dan uitgestrekte watervlakten en in het ernstigste geval wordt zelfs de weg naar Noers afgezet aangezien er dan geen verkeer mogelijk is.

De wasplaats

Tegenwoordig heeft ieder huishouden een wasmachine, maar vroeger waren er « lavoirs », publieke wasplaatsen. Deze waren overdekt en voorzien van een grote bak met koud stromend water waarin de was op « ambachtelijke wijze » werd gedaan. Voor de vrouwen was dit een uitgelezen gelegenheid voor kletsen en roddelen. In het noorden van de Meuse zijn er nog verscheidene intact en gerestaureerd. Sommige zijn heel speciaal, zoals in Lissey met het gemeentehuis boven de wasplaats, en in Halles-sous-les Côtes die lijkt op een Griekse tempel. Deze eenvoudige wasplaats in Saint-Laurent heeft een mooie dakbedekking uit gehouwen steen en is gebouwd rond 1860 volgens het tunnelprincipe. De monumentale wasplaats in Billy-les-Mangiennes huisvest een permanente expositie, en is het startpunt van een circuit.

Meer interessante historische informatie is te vinden op de webstek van het naburige dorp Sorbey.

Voor plaatjes uit de oude doos klik hier.

20-07-2003

Toch weer naar Frankrijk!

De verkoop van ons huis in Dombras schiep een groot gemis dat absoluut niet sleet. Maar in januari 2003 was het dan toch weer raak : na lang aarzelen en zoeken werd een huisje gevonden dat mogelijk onze nieuwe « résidence secondaire » zou kunnen worden. De foto's van de makelaar zagen er leuk uit en de beschrijving klonk interessant. Meteen werd er een afspraak gemaakt voor een bezichtiging. Ondanks het druilerige weer bleek het huis een echte « coup de coeur » zodat zonder dralen een handtekening werd gezet (zie foto)! De uiteindelijke overdracht vond plaats in april 2003. Daarna kon het echte werk van start : poetsen, schilderen, inrichten, tuinieren en wat daar nog bij komt kijken. Alles liep evenwel voorspoedig en eind mei was er al veel voortgang geboekt.

Een exact bouwjaar is niet bekend, maar waarschijnlijk is het huis een paar eeuwen oud. Bestudering van een kaart uit 1728 (Cartes des Naudin) leert dat er destijds al bebouwing was op deze locatie. Aangezien deze kaart erg vaag is kan niet met precisie worden vastgesteld of het huis er toen al stond. Een kadastrale kaart uit 1823 (zie afbeelding) geeft meer duidelijkheid. Hierop is duidelijk te zien dat het huis deel uitmaakt van hetzelfde kadastrale nummer als het huis waar het tegenaan is gebouwd. De schuur stond er toen nog niet en ook waren er geen bouwsels achter het huis. Het is goed mogelijk dat het huis ouder is en wellicht her- of verbouwd is in de eerste helft van de 19e eeuw toen het redelijk goed ging op het platteland. De buurhuizen dragen namelijk dateringen van rond 1830.

Van oorsprong was het een eenvoudige landarbeiderswoning met slechts twee vertrekken: een keuken en een (slaap)kamer. Er was geen sanitair, stromend water of electriciteit. In de keuken (nu de salon) is een pomp en een stenen gootsteen in het raam, en onder de schouw zal ongetwijfeld een authentiek houtfornuis hebben gestaan. Achter deze schoorsteen bevindt zich een « taque », een kast die kan worden opengezet om het andere vertrek enigszins van de warmte te laten profiteren. Nu zijn daar de eetkamer met keukenhoek en toilet. Al deze oude elementen zijn bewaard en geven het huis veel charme, evenals de balken en de eiken vloeren. Op de zolder werd vroeger het hooi opgeslagen. Daar is nu een slaapkamer met douche en een overloop met slaaphoek.

Ook in 2004 zijn een aantal reparaties uitgevoerd en werd de achterwand in de salon vernieuwd. En natuurlijk werd de decoratie niet vergeten.

Voor het huis is nu een tuintje, maar vroeger was dit een zogeheten « usoir » , een strook gemeentegrond voor de opslag van hout, materiaal en stalmest. Dit is tegenwoordig niet meer toegestaan. Ook dit tuintje werd grondig aangepakt - met perkjes, decoratieve elementen én ouderwets grind - om er gezellig te kunnen vertoeven en van de zon te genieten. Soms krijg je zelfs gezelschap van katten uit de buurt of een koppeltje egels!

Ook de verderop gelegen kleine schuur is opgeknapt. Allereerst werd het dak vernieuwd en vervolgens werden er luiken in de ramen gezet. In de zomer van 2006 werd de stal uitgemest, de houtvoorraad aangevuld, én luiken en deuren geschilderd.